De ontwikkeling van Laakhavens en de middelmatige architectuur van Den Haag
Oftewel het herstel van een stedenbouwkundige miskleun en de omschrijving van gebouwen die na de oorlog nog decennia lang uit de grond zijn gestampt alsof we Oost Berlijn wilden kopiëren.

De Laakhavens
Vanaf 1880 kochten particuliere bouwondernemers de weilanden tussen Rijswijk en Den Haag en bouwden langs de Rijswijkse weg mooie huizen met daarachter hofjeswoningen voor Jan-de Arbeider. Piepkleine woninkjes waarvoor de bouwvoorschriften vrijwel ontbraken, waardoor de piepkleine woninkjes opgesplitst werden en er op de binnenplaats woningen werden bijgebouwd.
Nou ja, zeg maar schuren, waar men in erbarmelijke omstandigheden moest wonen.
Ik hoor u nu denken, ‘vergist hij zich niet in het jaartal 1880 want dit is in sommige wijken toch nog steeds de situatie?’ Dat klopt. Helaas, wie van het verleden niet leert, is gedoemd het te herhalen.

Vanaf begin 1900 begon het vaartnet tussen Den Haag, Loosduinen, het Westland en Scheveningen vorm te krijgen. De maakindustrie in de Laakhavens floreerde met bedrijven zoals de melkfabriek van De Sierkan, Felix Kattenbrood en Broodbakker Hus.
Talloze schepen vervoerden tot eind jaren ’60 goederen over het water. Dat stopte toen men meer met vrachtwagens ging vervoeren. Doodzonde dat veel van deze vaarten zijn gedempt, want vandaag de dag zouden ze in het kader van duurzame mobiliteit goed dienst kunnen doen. Een beetje binnenvaartschip kan 10-tallen vrachtwagens vervangen en de vaarten zouden prima kunnen fungeren als waterbuffer, die ook nog eens hittestress tegen kan gaan.
Helemaal woke.

Ook van de Fijnjekade, ooit een florerende haven, is niet meer over dan een plasje water op het dak van een parkeergarage, leuk maar niet functioneel. Hoe mooi had het niet kunnen zijn als de haven weer was teruggebracht in zijn oude glorie als haven. Waar leden van de studentenroeivereniging Perlargos hun kano’s konden stallen, in plaats van in de drijvende hangar aan de Neherkade die ze nu hebben?

Vanaf de jaren ’70 heeft men wel een poging gedaan om het gebied te ontwikkelen. Den Haag heeft dan de pech dat ze midden in de beweging zitten, die we kennen als Post 65. De Jonge Bouwkunst.
Deze hype beslaat de periode tussen 1965 en 1995.
Afdeling Welstand van de gemeente Den Haag heeft in 2019 een stuk uitgebracht over deze Post-65 periode en ik snap werkelijk niet dat de gemeente Den Haag dáár een Raadsenquête over heeft gehouden.

Het stuk begint met een zin dat gebouwen uit die tijd ‘hun sporen hebben achter gelaten, ze zijn makkelijk herkenbaar, van kleinschalig tot sober’.
Ik zal het ff vertalen: door deze bouwgekte moesten andere pareltjes verdwijnen en ze zien er niet uit.
We praten hier over het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken, de Apenrots waar nu de Tweede Kamer als anti-kraak in zit.
En Couperusduin in de Archipelbuurt met een draak van een vorm, dat volgens boze tongen alleen de functie had dat het vanuit de lucht de letter S laat zien, de eerste letter van de naam van de Architect: Scharmhart.
Maar uit die tijd stamt ook de betonkolos: het Centraal Station en het daarnaast gelegen ronde gebouw de Witte Anna, oftewel de Keukenrol.
En ook uit die Post 65 tijd is de hoogbouw van betonblokken aan de boulevard van Scheveningen, door twee Duitse Architecten, ik zeg niks, en zijn de twee woongebouwen voor het Kurhaus.
Volgens het stuk van de Welstand is de architectuur uit die periode kwetsbaar omdat de gebouwen, nu al, in hoog tempo worden gesloopt. Het kan mij niet hard genoeg gaan.

Uit die periode dateert ook het IJspaleis. Gekomen op de plek waar ooit een woonboulevard was gepland in het verlengde van Hulshof, maar dat uiteindelijk zijn plek kreeg in, wat als tippelzone toen al het afvoerputje van Den Haag was, de Waldorpstraat.
Inderdaad de Megastores, wat als snel de Megasores werd genoemd.
In Laakhaven, waar men net bekomen was van de bouw van één van de laatste stuiptrekkingen van de Post65-bouwperiode: het enorme  bouwblok de Lamel.

De Laakhavens.
Van enige haven is weinig meer over. Alleen ligt er een toenemend aantal afgedankte bootjes, waar vrijwel niet op gehandhaafd wordt.
De verbreding van de Neherkade heeft, als compensatie voor de  waterberging, nog wel de Poolsterhaven opgeleverd. Bedoeld voor pleziervaartuigen van passanten, die voor een dagje Den Haag  willen aandoen.
Een initiatief van uw servicegerichte columnist, maar de gemeente Den Haag vond het onnodig om de brug bij de ingang van de haven dusdanig te verhogen, dat er ook  daadwerkelijk boten in kunnen. Geloof me, het kan allemaal in Den Haag. Of juist niet…

Maar tegenover de terugtrekkende overheid en Welstands-commissie, met leden die vrijwel niet uit Den Haag komen, staat een oprukkende burger. Zoals daadkrachtige wijkorganisaties.
Als je zulke mensen aan boord hebt voor het tot stand brengen van een ontwikkelvisie voor de Laakhavens, dan moet je als stadsbestuur je handjes dichtknijpen en luisteren naar hun ideeën, zorgen en wensen. Niet alleen in verkiezingstijd, maar ook in de jaren daarna. De jaren, de vele jaren erna, want de ontwikkelvisie is een stip op de horizon voor de komende 20 jaar. Een ontwikkelvisie voor Laakhavens, onderdeel van het Central Innovation District. Wat een jeuknaam trouwens..
Een ontwikkelvisie voor de komende 20 jaar. Dat is 5 verkiezingen met 5 verschillende Wethouders Ruimtelijke Ordening verder.
Deze gemeenteraad kan dít plan vaststellen, maar wijsneuzen hierna kunnen het, als we even niet oppassen, weer wijzigen.
Niet voor niets staat in het stuk dat ‘ontwikkelvelden ruimte geven om plannen in de toekomst aan te passen’. Als ras-Hagenees kan ik op mijn groengele klompen aanvoelen wat dit vakjargon betekent.



Gemeenteraad, toon een beetje lef en geef vertrouwen aan bewonersorganisaties die de moed hebben om over deze plannen mee te denken! Die uren, avonden in zaaltjes en vergaderruimtes zitten, om samen plannen te bestuderen, om bij te sturen, die medebewoners enthousiast maken om van hun wijk, hún laakhavens wat te maken.
Geef ze vertrouwen en heb het lef om van deze bewoners, waarbij veel deskundigheid zit, een adviescommissie van het college van Burgemeester en Wethouders te maken.
Partijen in de gemeenteraad kunnen dit afdwingen.
Een officiële adviescommissie die voor de komende 20 jaar gevraagd en ongevraagd adviezen uitbrengt over de plannen voor de Laakhavens.
Dit is dé manier om ook de komende Raadsleden en Colleges bij de les te houden en indien nodig bij te sturen, zodat ze de focus blijven houden op de stip op de horizon die we met de ontwikkelvisie hebben gezet.

Houd ze bij de les want in het stuk staat nú al een blunder:
‘Het Central Innovation District is in de eerste plaats Haags’, daar zit niks Haags bij, dat is puur Engels.

<<Columns